vrijdag 10 januari 2014

Maria Tesselschade Visscher, intelligente vriendin in een mannenbolwerk

Visscher (Amsterdam, 25 maart 1594 – Amsterdam, 20 juni 1649) zat helemaal niet op veel aandacht te wachten. Ze vond het niet nodig om een portret te laten maken en evenmin om haar werk te laten drukken. Er zijn maar 32 gedichten van haar bewaard gebleven; de meeste circuleerden in handgeschreven afschriften in een kleine kring. Bij het grote publiek waren haar naam en haar werk niet bekend. 

Dat Tesselschade zo goed was heeft ze natuurlijk te danken aan haar talent maar ook aan haar omgeving. Wat hielp was haar opleiding. Dankzij een moderne en veelzijdige opvoeding wist ze veel van literatuur, kende ze Frans, Italiaans en een beetje Latijn. Ze was trouwens helemaal artistiek aangelegd want ze schilderde, bespeelde verschillende muziekinstrumenten en kon prachtig glas graveren. Hiernaast kwamen er bij haar thuis een heleboel belangrijke schrijvers over de vloer. Ze kende Hooft, Bredero, Cats, Vondel, Huygens en Barlaeus persoonlijk, omdat haar vader Roemer Visscher thuis artistieke avonden organiseerde. Hooft was haar belangrijkste contactpersoon, ook met Huygens en Barlaeus was ze goed bevriend.

Door haar werk en haar zelfstandige houding, door de reacties van haar tijdgenoten en door haar bijzondere naam werd ‘Tesselschade’ in kunstenaarskringen al in de zeventiende eeuw legendarisch. Ze ging zelfs de literatuurgeschiedenis in zonder achternaam. Toen de negentiende-eeuwse geschiedschrijvers zochten naar geschikte modellen uit het verleden waarop Nederlanders trots konden zijn, lag het voor de hand om ‘Tesselschade’ uit te kiezen. Ze werd opgehemeld als ideale vrouw: kunstzinnig, verstandig, mooi en deugdzaam. Rond 1870 kozen feministes van het eerste uur haar als inspiratiebron voor een vereniging om zelfstandige vrouwen financieel te steunen: Tesselschade-arbeid adelt.

In de tjid dat Tesselschade leefde waren er nog een aantal vrouwen zoals zij. Katharina Lescailje en Anna Maria van Schurman waren twee andere belangrijke dames uit de tijd. Hoewel Tesselschade in een interlectuele omgeving opgroeide en Katharina ook, haar ouders hadden een drukkerij en dus veel boeken thuis en schrijvers over de vloer. Voor Anna Maria van Schurman was haar opleiding helemaal speciaal. Zij mocht naar de universiteit. In hun tijd mocht dit eigenlijk niet maar er werd zelf voor haar een uitzondering gemaakt. Zij was zo getalenteerd dat ze met gemak het vereiste niveau voor wetenschappelijk onderwijs haalde. Ze mocht aan de Utrechtse universiteit colleges volgen, maar moest wel apart zitten van de mannelijke studenten, in een speciale nis, achter een gordijn.

Katharina Lescailje hield zich nog met veel meer bezig dan alleen gedichten schrijven en corresponderen met andere schrijvers. Zij had de drukkerij van haar ouders overgenomen en runde deze samen met haar broers. En hoewel ze vaak druk bezig was met de drukkerij schreef ze zelf ook nog. 
Met schrijven begon ze al jong en op haar 10de mocht ze langs bij haar grootste voorbeeld, Vondel. Hij was meteen overtuigd van het talent van het meisje en moedigde haar aan om door te blijven schrijven. 

Deze drie vrouwen leefde in een tijd dat het helemaal niet gebruikelijk was dat vrouwen bekent waren. Ze moesten dan ook leven in een wereld die door mannen werd gedomineerd. Dit was niet altijd even makkelijk maar ze deden het prima. Ze inspireerde de mannen om hen heen en sloten hechte vriendschappen met hen. Ik heb vooral respect voor Anna Maria van Schurman die naar de universiteit ging terwijl er om haar heen schande over werd gesproken. Ik zou het haar niet nadoen.

Liefde in woord en beeld



Overgewaaid uit Italië en Frankrijk nam emblematiek ook in de Nederlandse literatuur in de Gouden Eeuw een plekje in beslag. Emblematiek bestaat uit een afbeelding (de pictura), een éénregelige tekst (het motto, ook wel deinscriptio genoemd) en een langer onderschrift in de poëzie of proza (desubscriptio). De lezer moest deze drie combineren om de bedoeling van het embleem te begrijpen. Omdat voor het lezen van een embleem zoveel moeite moet worden gedaan is het een hele activerende vorm van literatuur.

In het embleem de Derde verdeeling van Jan Luyken  probeert Luyken duidelijk te maken dat je naar je hart moet luisteren en moet doorzetten. Op het embleem staat een engel die iets uit het vuur moet maken, vanwege de hitte moet de engel doorzitten om het voorwerp uit het vuur te halen. Uit de tekst wordt duidelijk dat je naar je hart moet luisteren.

Ook het embleem uit Poirters bundel “Het masker van de wereld afgetrokken” is een goed voorbeeld van een Nederlands embleem uit de Gouden Eeuw.

Op de afbeelding is te zien dat twee apen elkaar in de armen houden. Ze zijn verliefd en willen voor altijd bij elkaar blijven. Met het onderschrift op nl wordt duidelijk dat ze alles voor elkaar willen doen, als ze maar kunnen blijven liefhebben.
Ik denk dat Poirters met dit embleem wilt zeggen dat iedereen naar liefde verlangt, ongeacht of je mooi of lelijk, gemeen of aardig bent. Iedereen vis op zoek naar soulmate.

Hieronder zie je een embleem van Fokke en Sukke. Deze kun je vergelijken met het embleem van Poirters. Overeenkomsten zijn dat het beide over een aspect van de liefde gaat.
Ook zijn er verschillen, terwijl de apen uit het embleem wel echt verliefd zijn gaat het in de strip van Fokke en Sukke niet zo zeer over liefde.

De  onderstaande strip van Fokke en Sukke is naar mijn mening wel degelijk een embleem. Ondanks dat de strip een onderschrift en een motto mist probeert de schrijver je op een actieve wijze iets duidelijk te maken, naar mijn mening is dat ondanks de missende tekst vormen het hoofddoel van een embleem.

Pieter Corneliszoon Hooft, de elegante intellectueel

Pieter Corneliszoon Hooft was een man met idealen. Hij schreef veel en bracht dit uit met een reden. Hij wilden zijn ideeën uitdragen en dit ging volgens hem het best door het geschreven woord. Vooral het humanisme, wat hij van zijn vader over had gemomen was voor hem heel belangrijk. Het humanisme is een filosofische stroming die de individuele verantwoordelijkheid en menselijke waardigheid vooropstelt. Hiermee wordt vooral bedoelt dat iedereen gelijk is en dezelfde rechten moet hebben. 

Hooft had een grote fascinatie voor de renaissance. Hij had hierover in Italie geleerd en probeerde samen met z'n Nederlandse collega-schrijvers het ook in Nederland aan te wakkeren. Wat overigens goed is gelukt want dit is een bloeiperiode van de Nederlandse kunstgeschiedenis geworden. 

Deuntje
Als Jan Sijbrech zou belezen
en haar sprak van liefde an,
zei ze: ‘Ja, maar Janneman,
zou het Reine Liefde wezen,
die gij mij geeft te verstaan?
die…verstaan: Reine Liefd’ kan niet vergaan!’

‘Reine Liefd’ van d’allerreinste’,
zeid’ hij, ‘Sijbrech, bolle meid!’
‘Wel’, zei zij, ‘dat’s goed bescheid,
’t huw’lijk is op ’t allerheinste
Jan, ik wil ’t met u bestaan.
Reine Liefd’ kan niet vergaan!’

Vijftig builen in twee slagen
smeet hem laatst de boze feeks
met een wakk’re sleutelreeks.
Als hij toen began te klagen,
zei ze: ‘Jan, wat gaat u aan?
Reine Liefd’ kan niet vergaan!’

Zij heeft een zweep ontboên uit Polen,
die ze bij haar kammen hangt.
Als haar dan een lust bevangt,
zegt ze: ‘Jan, licht op uw zolen,
hippelt luchtig, onbelaên.
Reine Liefd’ kan niet vergaan!’

Jan bestond zijn wijf te vragen:
‘Was het u al Reine Liefd’?’
Sijbrech zeide: ‘Ja ’t ontdieft!
Daarom moet gij mij verdragen
als ik lust heb wat te slaan.
Reine Liefd’ kan niet vergaan!’

‘Wel, verdraag dan ook mijn smijten’,
zeide Jan, en stelde doe
ook een bos met sleutels toe.
En als zij begon te krijten,
kreet hij daar weer tegen aan:
‘Reine Liefd’ kan niet vergaan!’

Wildij Reine Liefd’ doen duren?
Voegt er Reine Liefde bij,
want de Liefd’ aan ene zij
kan in korte tijd verzuren.
Hangt ze beide zijden aan:
Reine Liefde’ kan niet vergaan! 


Dit is een heel belangrijk gedicht van Hooft. Het gaat over Jan en Sijbrech.
Jan is de minnaar en Sijbrech de minnares. Ze zijn verlieft en willen trouwen. Ze hebben een gesprek over hoe het zal zijn als ze getrouwd zijn. Het begint als Jan Sijbrech probeert te versieren. Sijbrech snapt het niet en Jan verklaard haar de liefde. En ze besluiten in het huwelijksbootje te stappen. Maar als ze eindelijk getrouwt zijn blijkt Sijbrech een feeks te zijn en begint Jan te klagen. Maar Sijbrech speelt met hem. Jan durft er uiteindelijk wel tegen in te gaan maar hierdoor hebben ze als maar ruzie. Hooft geeft op het eind ook nog een tip voor mensen die in het huwelijksbootje stappen: aan een huwelijk moet je allebei werken. 

Gouden Tijden

Het begrip 'de gouden eeuw' komt uit Ovidius’ tekst die door vondel was vertaald. Als uit de vier elementen vuur, lucht, aarde en water het heelal en de wereld zijn gevormd, en wanneer de mens is geschapen als hoogste van de levende wezens, breekt een ‘aurea aetas’ aan, een gouden tijd van universele harmonie. Oorlog en criminaliteit zijn onbekend. Scheepvaart bestaat niet, akkerbouw evenmin. De mensen zijn tevreden met elkaar, met hun woonplaats en met hun vegetarische leven. Hun voedsel bestaat uit de vruchten aan struiken en bomen. Ovidius’ tekst werd in de zeventiende eeuw onder meer door Vondel vertaald.

Ovidius’ vreedzame gouden eeuw is een utopie, een literaire droom van een verloren paradijs. Zeventiende-eeuwers hadden dat goed begrepen, en herkenden het contrast met hun eigen tijd. Ze zagen scherp dat de rijkdom van hun Republiek der Verenigde Nederlanden juist het gevolg was van gewonnen oorlogen, succesvolle zeevaart, en een bloedig bevochten concurrentiepositie in de internationale handel en economie.  

Pas veel later, vanaf het begin van de negentiende eeuw, gaan Nederlanders het tijdvak tussen 1600 en 1700 de Gouden Eeuw noemen. In andere landen gebeurt ongeveer hetzelfde wanneer men de eigen bloeiperiode een naam wil geven. Het goud wordt in deze uitdrukking letterlijk genomen: in de zeventiende eeuw beschikte de Republiek der Verenigde Nederlanden over enorme materiële rijkdommen, met Amsterdam als het centrum van de wereldhandel. Tegelijkertijd heeft de term een figuurlijk aspect: in de Gouden Eeuw glansde en schitterde de Nederlandse cultuur op wereldniveau met schilders, architecten, componisten, dichters, uitvinders en wetenschappers. Men wilde deze bloeiperiode graag een naam geven en het werd De Gouden Eeuw, een periode van economische bloei en financiële onbezorgdheid. Maar Gouden Eeuw stond ook voor een tijd die schitterde van de kunst, er werd in die tijd heel veel creatief werk geleverd. Het stikte in Nederland van de schilders, dichters, schrijvers, wetenschappers, componisten en architecten. Deze lieten onze cultuur schitteren.

Deze bloei was mogelijk omdat Nederland mee deed met de grote wereldmachten. De VOC was de meest succesvolle companie uit die tijd en we verdiende enorm veel met import en export van exclusieve goederen, zoals thee, suiker, sinaasappels en ga zo maar door. Ook omdat de 150000 protestanten die waren gevlucht voor het spaanse regime in vlaanderen en brabant hielpen. Door hun steun en deskundigheid werd de Noord-Nederlandse Republiek enorm geholpen. 

           Jacob Cats schreef een gedicht waarin vier oorzaken van de hollandse glorie duidelijk worden. Zo zegt hij over de ligging van de water routes:
“Zo wie maar eens betreedt de ring van onze kusten,
die vindt een schoon prieel vol allerhande lusten.
Al wat de hemel zendt, of uit de aarde groeit,
dat komt ons met de zee de haven ingevloeid.”
           
           Over de combinatie van veel vruchtbaar platteland en geïndustrialiseerde steden schrijft hij:
“God is gelijk een zon, die duizend gouden stralen
laat op onz’ kleine tuin gedurig nederdalen.
Wat ooit aan bomen hing of op de velden stond,
dat komt hier aan het volk gevallen in de mond.”

Een andere oorzaak die hij in het gedicht bespreek is de zwakte van andere staten:
“Wat lijdt het heet Braziel op heden felle slagen
om aan ons verre land zijn vruchten op te dragen:
hier is geen suikerriet, dat in de dalen wast,
en toch wordt hier de jeugd met suiker overlast.
Het Indisch rijk gewas van peper, foelie, noten,

wordt hier gelijk het graan op zolders uitgegoten.
Men plukt hier geen kaneel of ander edel kruid,
wij delen ’t evenwel met ganse schepen uit.”


En ook het hoog opgeleide volk brengt hij ter sprake:
“Bedenk dit, Hollands volk, bedenk de hoge zegen,
die u door Godes hand als wonder is verkregen:
in al het rijk gewas zijn uwe velden schraal,

maar gij die zelf niets hebt, ge hebt het allemaal.”


Rederijkersliteratuur

Voor de rederijkers in Noord en Zuid was de Nederlandse taal een uitdaging.Ze maakten er een wedstrijd van. Rederijkers besteedden veel aandacht aan de vormgeving van hun teksten. Ze hadden er tal van uitdagende regels voor. Het ging erom wie binnen de gestelde grenzen de mogelijkheden van de taal het ‘kunstigst’ wist te gebruiken om zijn boodschap over te dragen.
 
Men ging er in die tijd van uit dat God orde in de schepping had aangebracht, van macroniveau (de kosmos, het heelal) tot op microniveau (het menselijk lichaam). De mens moest in de kunsten (bijvoorbeeld poëzie, muziek, architectuur) proberen deze goddelijke harmonie, deze perfecte verhoudingen te weerspiegelen in inhoud en vorm. Aandacht voor de vorm ging niet ten koste van de inhoud, maar was daar juist een eerbetoon aan.

Als men zo'n wedstrijd organiseerde kozen ze vaak thema's als de schoonheid van verboden liefde of een ontdekkingsreis. Er deden vaak hele goede dichters mee aan de dichtwedstrijden en de gedichten die wonnen waren dan vaak ook de opvallendste. Deze moest zowel door de tekst als door de opmaak. De gedichten werden vaak helemaal versiert en in een prachtig handschrift geschreven. Als er tegenwoordig een dichtwedstrijd of "poetry-slam" wordt gehouden dan gaat het vooral om originaliteit en om het verwoorden van het thema. Er worden vaak thema's gekozen als een bepaald gevoel of de actualiteit.


Revolutie in de Nederlandse Literatuur

Na 1550 kwan de literatuur, net als de kunst en de wetenschap in de periode die we de renaissance noemen, renaissance betekent hergeboorte en het stond voor de hergeboorte van de kennis en de stijl van de oude Grieken en Romeinen. De schrijvers van die tijd waren erg geïnspireerd door de schrijvers van de oude Grieken en Romeinen en ze gingen de kennis en manier van toen weer opnieuw invoeren. Dit had vooral op de manier van denken, de literatuur en de kunst een groot effect.

Sonnet

Waar wilt gij lopen, lief, waar wilt gij toch al lopen?
Gij vliedt van mij, schoon lief, eer gij weet wat ik meine.
Hoe wilt gij mij altijd d’een pijn op d’ander hopen?
Mijn liefde is schoon, lief, gestadig goed en reine.

Waarom vliedt gij van mij? Waar wilt gij toch al lopen?
Mijn liefde t’uwaards is gestadig goed en reine,
dies en wilt mij niet meer d’een pijn op d’ander hopen,
maar blijft staan, lief, vertoeft en verstaat wat ik meine.

Uw schoonheid zuiver maagd en uw goede manieren,
uw wijsheid, uw verstand en uw deugd goedertieren,
uw oogskens schoon en klaar, en uw rein eerbaar wezen,

uw zuiver blondig haar, uw wenkbrauwkens bij dezen,
behagen mij zo wel, dat ik tot alle tijên,
bij u wel wilde zijn, ’t waar’ in vreugd of in lijên.

Van der Noot

koolwitje

waar komen vlinders vandaan die invasie van lentelijke
lichtgevoeligheid ondragelijk bijna witte vleugels
gespikkeld uit een droom ontwaakte nacht zo vroeg
een hand vol ochtenddauw gedronken van glanzende
grassprieten en enige uren die klonken als zware klokken
in een dorp tussen niet gespecificeerde bergen
waar mensen wonen ergens op aarde uit haar voegen
prei en uien oogsten appels in een gaard en bomen bloeien
druiven barsten voor rijping in roestvrijstalen tonnen
en straks een neus verleiden het verhemelte dan
over de tong gaan als voorproef op wie vannacht
in enige uren aanloop van opnieuw (een dag)

Rozalie Hirs

Dit is een recent geschreven sonnet. Het gaat over de vraag waar de lente vandaar komt. De vlinders staan voor het gevoel van blijdschap dat de meeste mensen krijgen als de lente aanbreekt. Als je het sonnet van Hirs vergelijkt met dat van van der Noot is natuurlijk het verschil in taalgebruik het eerste wat opvalt. Je zou dat van Van der Noot ouderwets kunnen noemen en het sonnet van Hirs modern. Het sonnet van Van der Noot gaan heel duidelijk over een ding, over de liefde voor een bepaalde vrouw. Terwijl je bij het sonnet van Hirs een diepere betekenis zou kunnen zoeken. Er is ook een verschil in vorm omdat het sonnet van Van der Noot traditioneel is, hoewel er niet een heel duidelijke twist in zit, het sonnet van Hirs heeft twaalf regels in plaats van het gebruikelijke veertien en is niet zoals het andere mooi in stukjes verdeelt.