
Een aantal weken geleden zag ik een documentaire, genaamd Alphabet, over onderwijs. In de documentaire werd onze, de westerse, manier van onderwijs geven onder de loep genomen. De film werd ingeleid door een Duitse professor die op bezoek was in China. In China is het onderwijssysteem vrij bruut. Van alle kinderen en studenten wordt geacht heel hard te studeren en alles draait om presteren en om beter zijn dan de rest. Alsof school ook een markteconomie is. De leerlingen waren in feiten elkaars concurrenten. Nou is het zo dat als wij geboren worden wij een neusje hebben voor elkaar helpen, voor samenwerken. Dit bleek uit een onderzoek onder baby's van een paar maanden oud. Uit het experiment, uitgevoerd op een Engelse universiteit, bleek dat hoe ouder de kinderen worden hoe minder ze gaan samenwerken en hoe vaker ze kiezen voor het succesvolste individu. In de laatste scenes van de documentaire bleek dat het helemaal niet ging over onderwijs. Eigenlijk was het kritiek op de manier waarop de samenleving onze creativiteit en leergierigheid, maar bovenal de drive om samen te werken de kop indrukt. het boek De kleine Johannes van Frederick van Eeden gaat hier ook over.
In De kleine Johannes beschrijft Van Eeden hoe een nieuwsgierig
jongetje opgroeit en de werkelijke wereld leert kennen. Naarmate hij in zijn reis vordert komt hij steeds meer karakters tegen die iets van hem willen of hem ergens voor nodig hebben. Dit is allemaal voor het individuele belang van de personages en Johannes verliest zichzelf omdat zij zo graag iedereen helpt. Door de manier waarop Frederick van Eeden Johannes beschrijft ben je als lezer heel begaan met zijn lot. Al vanaf de eerste bladzijden kijk je met johannes' grote ogen naar de curiositeiten van onze wereld. Van Eeden neemt ons mee door zijn fantasieën.
Het boek beschrijft een aantal fasen in het leven van een opgroeiend kind. Allereerst is het nieuwsgierigheid en leergierigheid. Johannes gaat op onderzoek uit en zijn
nieuwsgierigheid
overwint alles, zelfs de drang om gehoorzaam te zijn en je aan de regels te houden. Dan volgende de fantastische fantasieën waarin creativiteit een grote rol speelt. Natuurlijk, net zoals bij ons allemaal, komen er dan personages op zijn pad die dit de kop in drukken omdat ze hem voor iets anders nodig hebben. Gelukkig komt dan de liefde. Johannes wordt tot over zijn oren verliefd.
Het is geschreven in een stijl die een beetje lijkt te kabbelen. Er gebeurt niet heel veel en alles lijkt in het zelfde tempo te gebeuren. Situatiespanning kent Van Eeden bijna niet. Niet in de situatie, wel in het hoofd van Johannes. Hij heeft het af en toe erg zwaar met aanpassen en weet in een aantal situaties niet hoe hij zich moet gedragen. Een goed voorbeeld daarvan is de verliefdheid. Hij is soms zo verlegen, dan weet hij niet meer goed hoe hij zich moet gedragen:
‘Nu al? Dat is vlug!’ lachte het meisje. ‘Van
wie hou je wel het meeste?’
‘Van…’ Johannes weifelde. Zou hij Winkdekinds naam noemen? De vrees, dat
die naam hem tegenover mensen mocht ontvallen, was onafscheidelijk van het
denken. En toch, was dit blonde wezen in het blauwe kleed Windekind niet? Wie
anders kon hem dat gevoel van rust en geluk geven? ‘Van u!’ zeide hij opeens en
zag met volle blik in de diepe ogen.
Hierna wordt Johannes weer gescheiden van zijn liefde en leert hij de zakelijkheid van het leven kennen. Hij komt in de grote stinkende stad en treedt binnen in de wereld van de grote mensen.
Van Eeden was naast schrijver ook psychiater, of eigenlijk andersom. Dit verklaart zijn drang om een boek te schrijven over de psychologische ontwikkeling die en kind doormaakt terwijl het opgroeit. Hoewel het boek een kinderboek lijkt en ook voor kinderen goed te lezen is, zitten er veel meer lagen in. In de eerste fase leeft Johannes samen met Windekind, dit hem heeft doen krimpen, tussen de kleine dieren en insecten. De dieren leren Johannes dat de mensen eigenlijk alles vernielen zonder dat ze het lijken te merken. Windekind en Johannes' andere vriendjes leren hem hoe hij met de natuur om zou moeten gaan en dat hij altijd voorzichtig moet zijn als hij het lot van een ander in handen heeft.
Van de documentaire werd ik weemoedig. Ik vroeg me af hoe het kon dat we onszelf en vooral elkaar zoiets aandoen. Het blijkt geheel ongemerkt te gaan. Het systeem bestaat al sinds de tijd van de Pruisen en er zitten ook goede kanten aan. Het zal dus ook nog wel een tijd duren voordat er verandering in komt. Van De Kleine Johannes werd ik niet weemoedig, ik kreeg hoop. Als er mensen zijn zoals Frederick van Eeden die met een onderwerp als dit zo creatief onder de aandacht kunnen brengen is het nog niet met ons gedaan.